Autobiografie Hubert Gulickx Next (right).

-39-

De politieke carrière van Jos Feller heeft maar kort geduurd. Harrie Korsten daarentegen kwam voor de P.P.R. in de gemeenteraad van Venlo en later in de Provinciale Staten van Limburg. Ik ben altijd lid gebleven van de P.P.R. en nu ben ik lid van Nieuw Links. Zo is het gekomen dat ik naast Flikkerpater een Rooie Pater werd genoemd. De K.V.P. in Venlo was niet zo gelukkig met mijn politieke activiteiten. Zij vonden mijn invloed op de studenten en de leraren van de Rijks H.B.S. niet goed voor de kerk en de K.V. P. Zij wilden proberen om mij weg te krijgen. Een kapelaan van de Martinusparochie die mij genegen was kwam dit ter ore. Hij heeft met kracht van argumenten de angst van de K.V.P.-verontrusten bezworen. Omdat de oprichting en de geschiedenis van het Open Ontmoetingscentrum in Venlo behoren tot de jeugdpolitiek van de Gemeente wil ik in dit hoofdstuk daarover vertellen omdat ik er nauw bij betrokken was. Op het einde van de zestiger jaren en in de zeventiger jaren ging de jeugd in Nederland een eigen weg inslaan. Provo en kabouters brachten leven in Amsterdam en van daaruit golfde het door andere steden. Door de leerlingen van de H.B.S. kwam ik in contact met de provo's in Venlo. Dat langharig werkschuw tuig, volgens de Telegraaf, verlangde van de gemeentelijke overheid in Venlo een centrum waarin zij zichzelf konden zijn. Binnen eigen ruimte wilden zij zowel passief als actief in muziek, toneel, film en later video, de creativiteit van de jongeren stimuleren. Er werd een stichting opgericht met dat doel en ik werd als bestuurslid naar voren geschoven door de langharigen van toen. Aan de Kaldenkerkerweg werd een pand gehuurd en het Open Ontmoetingscentrum ging van start. Om de snelle ontwikkelingen in de jeugdcultuur te schetsen wil ik nog vertellen dat in de zestiger jaren ik nog geestelijk adviseur geweest ben van de 'INSTUIF COPACABANA'. De Instuif was een stichting van en voor jongeren met 1200 leden. Eens in de maand organiseerde die Stichting een dansavond in de Prins, de schouwburg van Venlo. Daar kwamen dan de jongeren dansen op in mijn oren lieflijke dansmuziek. Dat waren zondagavonden waar de ouders hun dochters en zonen zonder zorgen naar toe lieten gaan. Maar in korte tijd viel de belangstelling voor die dansavonden terug tot het nulpunt. Met een diner werd dat nulpunt door het bestuur gevierd en de stichting opgeheven. De Beatles en de popmuziek zetten de hele jeugd op zijn kop. Het Open Ontmoetingscentrum werd de vervanger van de brave Instuif. De jongeren wilden niet meer aan de leiband lopen maar een eigen onafhankelijk geluid laten horen. In de muziek klonk dat nieuwe geluid wel keihard door. Het Open Ontmoetingscentrum bloeide. Als bestuurslid had ik te maken met klachten van buren en omwonenden over de geluidsoverlast. Rond het centrum werd geleden in stilte terwijl de popgroepen en de geluidsinstallatie op volle toeren muziek produceerden. Door de verkoop van drank, het aanbod van populaire muziek en allerlei andere activiteiten werd de exploitatie gemakkelijk. De twee vaste krachten werden door de gemeente gesubsidieerd. In de loop van de tachtiger jaren kwam het drugprobleem het centrum binnen. Het roken van hasj werd oogluikend toegestaan maar de harddrugs moesten buiten de deur blijven. Op een gegeven moment lukte dat niet meer. Het centrum werd voor een maand gesloten. De kopers van drugs die uit Duitsland kwamen vormden een toenemende zorg en zij moesten een gesloten deur vinden. Het bestuur had de tijd om samen met de politie de nodige maatregelen te nemen. Dat lukte en alles bij elkaar genomen verliep alles wat het Centrum opzette en uitvoerde naar wens. De ruimte werd te klein. Het bestuur heeft vele vergaderingen en onderhandelingen met de gemeente gewijd aan het zoeken van een meer geschikte ruimte. De geschiedenis van het O.O.C. kent heel wat pieken en dalen. Van een café met popmuziek werd het een centrum waar de jongeren zelf muziek konden maken. Zij konden naar zelf gekozen films kijken. Er werd aan dans en theater gedaan en zij produceerden videofilms. Werkloze jongeren en de allochtone jeugd vonden er een onderdak en een ontmoetingsplaats. Op den duur was ik het oudste bestuurslid en vanaf de oprichting bij het O.O.C. betrokken. Ik wilde als oudere pater wel opstappen, maar de jongere bestuursleden wilden dat ik bleef omdat ik het levende verhaal was van de bewogen geschiedenis van het centrum. Ik was een oude vlag geworden op een schip van jongeren dat in de ogen van de gemeentelijke bestuurders niet altijd op de juiste koers lag. Er was een krappe behuizing, de strijd om subsidie toen de bezuinigingen bij de overheid schering en inslag waren.

Pater

Hubert Gulickx

†13 -08-2004


Een Dominicaan

tussen het

Bronsgroen

Eikenhout


autobiografie hubert gulickx-03.